Je bent je ingevulde velden bij deze pagina aan het verwijderen. Ben je zeker dat je dit wilt doen?
You are erasing your filled-in fields on this page. Are you sure that is what you want?
Nieuwe Versie BeschikbaarNew Version Available
Er is een update van deze pagina. Als je update naar de meest recente versie, verlies je mogelijk je huidige antwoorden voor deze pagina. Hoe wil je verdergaan ?
There is an updated version of this page. If you update to the most recent version, then your current progress on this page will be erased. Regardless, your record of completion will remain. How would you like to proceed?
Deze open-source cursus is in ontwikkeling. De aanbevelingen van leerlingen om
dit materiaal te verbeteren zijn erg welkom via info@wiskunde.opmaat.org Dit kan gaan over:
Een voorbeeld dat onduidelijk is.
Onnauwkeurigheden, schrijffouten, ...
Een tussenstap die beter uitgelegd moet worden.
Een uitleg die je op youtube, wikipedia of aan de kersttafel gevonden hebt
die ophelderend was.
...
Een automobilist rijdt op een rechte baan gedurende \(1\mathord {,}5\) \(\mathrm {h}\) aan \(80\) \(\mathrm {km}\,\mathrm {h}^{-1}\) en daarna gedurende
dezelfde tijdsduur aan \(70\) \(\mathrm {km}\,\mathrm {h}^{-1}\) in dezelfde zin.
Met welke snelheid had hij moeten rijden om met een constante snelheid hetzelfde
traject in dezelfde tijd af te leggen?
\(75\) \(\mathrm {km}\,\mathrm {h}^{-1}\)
Een fietser legt een bepaalde afstand af over een zekere tijd. Gedurende de eerste
helft van de tijd houdt hij constant een snelheid \(v_1\) aan, gedurende de tweede helft een
snelheid \(v_2\). Wat is zijn gemiddelde snelheid over het totale tijdsinterval?
Een automobilist legt \(120\) \(\mathrm {km}\) af. De eerste helft van de weg legt hij af aan \(90\) \(\mathrm {km}\,\mathrm {h}^{-1}\), de tweede
helft aan \(120\) \(\mathrm {km}\,\mathrm {h}^{-1}\). Wat is zijn gemiddelde snelheid?
Een fietser legt een bepaalde afstand af over een zekere tijd. Gedurende de eerste
helft van de af te leggen afstand houdt hij constant een snelheid \(v_1\) aan, gedurende de
tweede helft een snelheid \(v_2\). Wat is zijn gemiddelde snelheid over het totale
tijdsinterval?
\(\overline {v}=\frac {2v_1v_2}{v_1+v_2}\)
Als je met de fiets heen en terug naar school rijdt en in het heengaan
tegenwind en in het terugkeren rugwind hebt, compenseert dat dan mekaar
precies?
Stel om dit op te lossen dat de weg rechtlijnig is. Bereken je gemiddelde snelheid over
het traject heen en terug en vergelijk die met de snelheid die je zonder wind zou
halen. Neem aan dat je normaal \(20\) \(\mathrm {km}\,\mathrm {h}^{-1}\) zou fietsen, maar door de wind win of verlies je \(2\) \(\mathrm {km}\,\mathrm {h}^{-1}\).
Nee, je hebt netto een nadeel vanwege de tegenwind. Nee, je hebt netto een
voordeel vanwege de rugwind. Ja, de afstand heen is de afstand terug, dus het is
net alsof je helemaal geen wind had.
Zie vorige opgaves. Omdat je in tijd langer de
trage snelheid aanhoudt, zal de gemiddelde snelheid dichter bij de trage snelheid
liggen.
Een bowlingbal die met een constante snelheid voortrolt, raakt de kegels aan het
einde van een kegelbaan van \(16\mathord {,}5\) \(\mathrm {m}\) lengte. De werper hoorde het geluid waarmee de bal op
de kegels botst \(2\mathord {,}5\) \(\mathrm {s}\) nadat hij de bal losliet. Welke snelheid had de bal? De snelheid van
het geluid is \(343\) \(\mathrm {m}/\mathrm {s}\).
Een vliegtuig moet minstens een snelheid van \(108\) \(\mathrm {km}\,\mathrm {h}^{-1}\) hebben om te kunnen opstijgen.
Indien de propellers aan het toestel een versnelling van \(1\mathord {,}50\) \(\mathrm {m}/\mathrm {s}^{2}\) geven, hoe lang moet de
startbaan dan minstens zijn?
Doordat we de versnelling van het vliegtuig kennen en
de snelheid die het moet bereiken, kunnen we de tijd die het vliegtuig hiervoor nodig
heeft, gemakkelijke berekenen met de formule \(v=v_0+at\) voor de snelheid van een EVRB:
\begin{eqnarray*} t=\frac {v}{a} \end{eqnarray*}
De afstand die in deze tijd wordt afgelegd, kunnen we berekenen doordat we de
gemiddelde snelheid kennen (De benodigde afstand kunnen we evenzeer
berekenen met de formule \(x=x_0+v_0+\frac {1}{2}at^2\) door de tijd in te vullen.) :
De startbaan moet dus minstens \(300\) \(\mathrm {m}\) lang zijn.
Een trein rijdt aan een snelheid van \(72\) \(\mathrm {km}\,\mathrm {h}^{-1}\) en remt met een versnelling waarvan de
grootte \(1\mathord {,}0\) \(\mathrm {m}/\mathrm {s}^{2}\) bedraagt. Na hoeveel tijd komt de trein tot stilstand en welke afstand wordt
er tijdens dit afremmen afgelegd?
Aangezien er per seconde een snelheid van \(1\mathord {,}0\) \(\mathrm {m}/\mathrm {s}\) van de beginsnelheid afgaat, vinden we
de tijd die nodig is voor het remmen, door de beginsnelheid te delen door de
versnelling. Dat is namelijk de tijd die nodig is voor de trein om tot stilstand te
komen:
Invullen van de gegevens levert een tijd van \(20\) \(\mathrm {s}\). De afgelegde afstand gedurende het
remmen vinden we nu met de plaatsfunctie. We kennen de benodigde tijd, die we in
de plaatsfunctie invullen.
Invullen van de gegevens levert een remafstand van \(200\) \(\mathrm {m}\).
Een andere mogelijkheid om de remafstand te vinden is te werken met de gemiddelde
snelheid, \(x=\overline {v}t\).
Op een bevroren meer komt een glijdende hockeyschijf na \(200\) \(\mathrm {m}\) tot stilstand. Als zijn
initiële snelheid \(3\mathord {,}00\) \(\mathrm {m}/\mathrm {s}\) was, bepaal dan
Bepaal de versnelling in de veronderstelling dat
deze constant is.
Er is gegeven dat:
\(\Delta x = \SI {200}{\meter }\)
\(v_0 = \SI {3}{\meter \per \second }\)
\(v_1 = \SI {0}{\meter \per \second }\)
Omdat de beweging een EVRB is geldt \(\overline {v} = \frac {v_0 + v_1}{2}\) In het algemeen geldt ook \(\overline {v} = \frac {\Delta x}{\Delta t}\). Uit deze
gelijkheden halen we \(\Delta t = \frac {2\Delta x}{v_1}\). Hiermee kan de versnelling van de EVRB bepaald worden: \(a= \overline {a} = \frac {\Delta v}{\Delta t} = \frac {v_1 - v_0}{\Delta t}=\SI {0.0225}{\meter \per \second \squared }\);
Bepaal de tijd die de schijf nodig heeft om tot stilstand te komen.
Uit de vorige
deelvraag halen we dat \(t=\frac {2x}{v_0}=\SI {133,33}{s}\)
Een bootje vaart met een snelheid van \(36\mathord {,}0\) \(\mathrm {km}\,\mathrm {h}^{-1}\) een eerste tijdopnemer voorbij en
drijft daarna eenparig zijn snelheid op. Na \(20\mathord {,}0\) \(\mathrm {s}\) komt het voorbij een tweede
tijdopnemer met een snelheid van \(90\mathord {,}0\) \(\mathrm {km}\,\mathrm {h}^{-1}\). Bereken de versnelling van het bootje en de
afstand tussen beide tijdopnemers.
De beweging is een EVRB, er geldt
\(a= \overline {a} = \frac {v-v_0}{t-t_0}= \frac {\SI {25}{\meter \per \second } - \SI {10}{\meter \per \second }}{\SI {20}{\second }} = \SI {0,750}{\meter \per \second \squared } \)
De afstand vinden we met \(x-x_0=\left (\frac {v_0+v}{2}\right )(t-t_0)=\SI {350}{m}\)
Een auto vertrekt vanuit rust en bereikt na \(3\mathord {,}0\) \(\mathrm {km}\) een snelheid van \(450\) \(\mathrm {km}\,\mathrm {h}^{-1}\) We onderstellen de
versnelling constant en de baan recht. Bereken de versnelling en de tijd, nodig om die
\(3\mathord {,}0\) \(\mathrm {km}\) af te leggen.
Er is gegeven dat
\( \Delta x = \SI {3000}{\meter }\)
\(v_0 = 0\)
\(v_1 = \SI {125}{\meter \per \second }\)
Omdat voor een EVRB de gemiddelde snelheid gegeven wordt door \(\overline {v}=\frac {v_0+v}{2}\) en we de
afgelegde afstand kennen, kunnen we de benodigde tijd gemakkelijk vinden. We
kiezen \(t_0=0\), \(x_0=0\). De beginsnelheid is nul zodat:
\begin{eqnarray*} \Delta x &=& \overline {v}\Delta t \\ &\Downarrow & \\ t &=& \frac {x}{\left (\frac {v}{2}\right )} = \frac {2x}{v} \end{eqnarray*}
Invullen van de gegevens levert een tijd van \(48\) \(\mathrm {s}\). Met de formule \(v=v_0+at\) voor de snelheid
vinden we de versnelling door de tijd erin te substitueren, en de beginsnelheid nul te
nemen:
Invullen van de gegeven grootheden levert een versnelling van \(2\mathord {,}6\) \(\mathrm {m}/\mathrm {s}^{2}\).
Een auto begint te remmen als hij zich \(35\) \(\mathrm {m}\) van een stilstaande hindernis bevindt. Zijn
snelheid op dat moment is \(54\) \(\mathrm {km}\,\mathrm {h}^{-1}\). Na \(4\mathord {,}0\) \(\mathrm {s}\) botst hij tegen de hindernis. Bereken de snelheid
waarmee hij de hindernis raakt en zijn constante versnelling gedurende de remweg.
Uit de plaatsfunctie \(x=v_0t+\frac {1}{2}at^2\) kunnen we de versnelling halen:
Een andere (snellere) mogelijkheid om de snelheid te vinden is die te halen uit \(x=\frac {v_0+v}{2}t\).
Twee fietsers vertrekken gelijktijdig om een afstand van \(200\) \(\mathrm {m}\) af te leggen. De eerste
rijdt met een constante snelheid van \(4\mathord {,}0\) \(\mathrm {m}/\mathrm {s}\), terwijl de tweede vertrekt met een
snelheid van \(1\mathord {,}00\) \(\mathrm {m}/\mathrm {s}\) en de afstand van \(200\) \(\mathrm {m}\) met een EVRB met een versnelling van
\(0\mathord {,}20\) \(\mathrm {m}/\mathrm {s}^{2}\) aflegt. Waar zal de tweede fietser de eerste inhalen en wanneer?
Invullen levert als oplossing \(x=v_At=\frac {2v_A(v_A-v_{B,0})}{a}=\SI {120}{m}\)
Een trein vertrekt om 12u00 in het station a en rijdt naar het station b, op \(15\) \(\mathrm {km}\) van a
gelegen. De eerste \(1000\) \(\mathrm {m}\) worden afgelegd met een EVRB en de verkregen snelheid is \(72\) \(\mathrm {km}\,\mathrm {h}^{-1}\). Die
snelheid blijft constant tot op \(250\) \(\mathrm {m}\) van b. Hier begint de trein te vertragen. Om hoe laat
komt de trein in station b toe? Maak de \(v(t)\)-grafiek.
We maken eerst een grafiek van het traject van de trein:
Een deeltje beschrijft een eendimensionale beweging op de \(x\)-as. De positie als
functie van de tijd is hiernaast weergegeven in een \(x(t)\)-diagram. Duid de onderstaande
grafiek aan die het best het verloop weergeeft van de snelheidscomponent \(v\) van dat
deeltje als functie van de tijd.
Figuur 1: De grafiek van de plaatsfunctie \(x(t)\)-diagram
Grafiek A
Een deeltje beweegt in de zin van de \(x\)-as. De onderstaande grafiek geeft
aan hoe de grootte van de snelheid verandert als functie van de tijd.
Figuur 2: snelheidsfunctie
De afstand afgelegd na \(15\) \(\mathrm {s}\) bedraagt: \(30\) \(\mathrm {m}\) \(120\) \(\mathrm {m}\) \(150\) \(\mathrm {m}\) \(240\) \(\mathrm {m}\)
Na \(30\) \(\mathrm {s}\) heeft het deeltje een welbepaalde afstand afgelegd. Hoe groot zou de
constante snelheid van het deeltje moeten zijn om in \(30\) \(\mathrm {s}\) dezelfde afstand af te
leggen?
\(0\mathord {,}0\) \(\mathrm {m}\,\mathrm {s}^{-1}\) \(6\mathord {,}0\) \(\mathrm {m}\,\mathrm {s}^{-1}\) \(8\mathord {,}0\) \(\mathrm {m}\,\mathrm {s}^{-1}\) \(12\) \(\mathrm {m}\,\mathrm {s}^{-1}\)
Welke
figuur geeft kwalitatief het verloop van de versnellingscompent van het deeltje
weer?
Grafiek A
(\(\ast \ast \ast \)) Maggie en Jennifer lopen de \(100\) \(\mathrm {m}\). Beiden doen ze er exact \(10\mathord {,}2\) \(\mathrm {s}\) over. Met een
eenparige versnelling bereikt Maggie na \(2\) \(\mathrm {s}\) haar maximale snelheid, Jennifer
doet dat na \(3\) \(\mathrm {s}\). Hun maximale snelheden houden ze aan voor de rest van de
wedstrijd.
Wat zijn hun maximale snelheden?
\(v_1=\frac {2x_2}{2t_2-t_1}\)
Wat is de versnelling
van iedere sprinter?
\(a=\frac {2x_2}{(2t_2-t_1)t_1}\)
Wie heeft er voorsprong na \(6\) \(\mathrm {s}\), en hoeveel?
Een auto die \(90\) \(\mathrm {km}\,\mathrm {h}^{-1}\) rijdt, ligt \(100\) \(\mathrm {m}\) achter op een vrachtwagen die \(75\) \(\mathrm {km}\,\mathrm {h}^{-1}\) rijdt. Hoeveel tijd kost het
de auto om de vrachtwagen in te halen?
Er is gegeven dat
\(V_A = \SI {25}{\meter \per \second }\)
\(x_{0,A} = 0\)
\(V_B - \SI {20.8}{\meter \per \second }\)
\(x_{0,B} = \SI {100}{\meter }\)
Beide auto’s bewegegen volgens een ERB. We berekenen:
\[ \begin{array}{rcl} x_A &=& x_B\\ v_A t &=& x_{0,B} + v_B t \\ v_A t - V_B t &=& x_{0,B} \Rightarrow t = \frac {x_{0,B}}{v_A - v_B} = \SI {24}{\second }
\end{array}\]
\(t=\frac {x_0}{v_a-v_v}=24\rm \,s\)
De snelheid van een trein verandert eenparig in 2 minuten van \(20\) \(\mathrm {km}\,\mathrm {h}^{-1}\) tot \(30\) \(\mathrm {km}\,\mathrm {h}^{-1}\). De trein rijdt
gedurende die tijd over een rechte spoorlijn.
Bepaal de versnelling.
Er is gegeven
dat
\(\Delta t = \SI {120}{\second }\)
\(v_0 = \SI {5, 56}{\meter \per \second }\)
\(v_1 = \SI {8,33}{\meter \per \second }\)
\(x_0 = 0\)
Een eenvoudige berekening levert de versnelling: \(a = \frac {\Delta v}{\Delta t} = \SI {0,0231}{\meter \per \second \squared }\)
Bepaal de afstand die de trein heeft afgelegd gedurende deze 2 minuten.
Een auto trekt in \(5\mathord {,}0\) \(\mathrm {s}\) op van \(10\) \(\mathrm {m}/\mathrm {s}\) naar \(25\) \(\mathrm {m}/\mathrm {s}\). Wat was de versnelling in de veronderstelling dat
de auto een EVRB ondergaat? Welke afstand legde de auto in deze periode af?
De
versnelling vinden we via \(a=\frac {v-v_0}{t-t_0}=\SI {3}{\meter \per \second \squared }\). Via de opmerking voor bovenstaande oefening reken je
eenvoudig uit dat \(x-x_0=\left (\frac {v_0+v}{2}\right )(t-t_0)=\SI {87.5}{\meter }\)
Op een vliegdekschip worden vliegtuigen gekatapulteerd op een startbaan van \(25\) \(\mathrm {m}\).
Een opstijgend vliegtuig doorloopt dat traject vanuit rust op \(1\) \(\mathrm {s}\) tijd en dat op eenparig
versnelde manier.
Zoek zijn versnelling en de snelheid waarmee het de baan verlaat.
Er is gegeven
dat
\(\Delta x = \SI {25}{\meter }\)
\(\Delta t = \SI {1}{\second }\)
\(v_0 = 0\)
\(x_0 = 0\)
De beweging is een EVRB. Door de gegeven beginwaarden te gebruiken vinden we:
\[ \begin{array}{rcl} x &=& t + \frac {1}{2}at^2 \\ &\Downarrow& \\ \Delta x &=& \Delta x = \frac {1}{2}(\Delta t)^2 \\ &\Downarrow& \\ a &=& \frac {2\Delta x}{(\Delta t)^2} = \SI {50}{\meter \per \second \squared }
\end{array} \]
Een auto trekt vanuit rust op tot \(100\) \(\mathrm {km}\,\mathrm {h}^{-1}\) in \(6\mathord {,}0\) \(\mathrm {s}\). Als hij dat doet op een rechte baan met
constante versnelling, welke afstand is er dan hiervoor nodig?
Een vliegtuig landt met een snelheid van \(100\) \(\mathrm {m}/\mathrm {s}\). Op de ladingsbaan heeft het een
vertraging van \(5\mathord {,}0\) \(\mathrm {m}/\mathrm {s}^{2}\). Welke afstand heeft het vliegtuig nodig om tot stilstand te komen?
Er is gegeven dat:
\(v_0 = \SI {100}{\meter \per \second }\)
\(a = \SI {-5}{\meter \per \second \squared }\)
\(v_1 = 0\)
\(x_0 = 0\)
Het vliegtuig beweegt volgens een EVRB. We hebben volgende bewegingsvergelijkingen:
Een trein vertrekt uit een station en rijdt op een recht spoor met een
eenparig versnelde beweging waarvan de versnelling \(0\mathord {,}50\) \(\mathrm {m}/\mathrm {s}^{2}\) bedraagt. Hoe groot is de
afstand die de trein heeft afgelegd als zijn snelheid \(72\mathord {,}0\) \(\mathrm {km}\,\mathrm {h}^{-1}\) bedraagt?
Er is gegeven
dat
\(v_0 = 0\)
\(a = \SI {0.5}{\meter \per \second \squared } \)
\(v_1 = \SI {20}{\meter \per \second }\)
\(x_0 = 0\)
De trein beweegt volgends een EVRB. Uit de snelheidsfunctie \(v_1 = v_0 +at\) halen we dat \(t_1 = \frac {v_1}{a}\). Deze
gevonden \(t_1\) substitueren we in de plaatsfunctie:
Twee personen A en B voeren op dezelfde rechte en vanuit dezelfde beginstand een
eenparige beweging uit. A vertrekt \(100\) \(\mathrm {s}\) eerder dan B. Met een snelheid die dubbel zo
groot is als die van A haalt B, op \(400\) \(\mathrm {m}\) van het vertrekpunt, A in. Bereken beide
snelheden en stel ze grafisch voor.
De grafiek van beide functies ziet er als volgt uit:
Als we voor \(x\) de ontmoetingsplaats van \(400\) \(\mathrm {m}\) nemen, hebben we twee vergelijkingen en
twee onbekenden \(t\), \(v_a\). Dit kunnen we oplossen door een variabele te substitueren. We
nemen de tijd, \(\Leftrightarrow t=\frac {x}{v_a}\) en substitueren deze in vergelijking:
Aan het begin van een rechte landingsbaan, start een vliegtuig vanuit rust en
versnelt met een constante versnelling langs de grond alvorens op te stijgen. Het legt \(600\) \(\mathrm {m}\)
af in \(12\) \(\mathrm {s}\). Bepaal de versnelling, de snelheid na \(12\) \(\mathrm {s}\) en de afstand afgelegd gedurende de
twaalfde seconde.
Een auto die \(\SI {60}{km/h}\) rijdt, raakt een boom; de voorkant van de auto wordt in elkaar gedrukt
en de bestuurder komt na \(\SI {70}{cm}\) tot stilstand. Welke gemiddelde vertraging onderging de
bestuurder tijdens de botsing?
Er is gegeven dat
\( v_0 = \SI {16,7}{\meter \per \second }\)
\(v_1 = 0\)
\(\Delta x = \SI {0.7}{\meter }\)
Om de (constante) vertraging te vinden, hebben we de snelheidsverandering en de
benodigde tijd nodig. De verandering in snelheid kennen we; de eindsnelheid van de
auto moet nul worden maar de duur is niet onmiddellijk gegeven. Omdat de
eindsnelheid nul is, kunnen we wel uit de snelheidsvergelijking van een eenparig
veranderlijke beweging een uitdrukking vinden voor die tijd die we vervolgens kunnen
substitueren in de plaatsvergelijking. De enige onbekende is dan de gezochte
versnelling. (M.b.v. de formule \(\overline {v}=\frac {v_0+v}{2}\) voor de gemiddelde snelheid en de definitie
voor de gemiddelde snelheid \(\overline {v}=\frac {\Delta x}{\Delta t}\) is het antwoord sneller te vinden. Ga maar na
…)
Uit \(v(t)=0\) of \(0=v_0+at\) halen we een uitdrukking voor de tijd die nodig is om tot stilstand te komen:
\[ t =-\frac {v_0}{a} \]
Substitutie van deze tijd in de plaatsfunctie levert: