Gebaseerd op cursus SPC 2021

Verbeteringen/fouten/onduidelijkheden/...?

Deze open-source cursus is in ontwikkeling. De aanbevelingen van leerlingen om dit materiaal te verbeteren zijn erg welkom via info@wiskunde.opmaat.org
Dit kan gaan over:

  • Een voorbeeld dat onduidelijk is.
  • Onnauwkeurigheden, schrijffouten, ...
  • Een tussenstap die beter uitgelegd moet worden.
  • Een uitleg die je op youtube, wikipedia of aan de kersttafel gevonden hebt die ophelderend was.
  • ...

De ééndimensionale beweging met een constante versnelling wordt de eenparig veranderlijke rechtlijnige beweging genoemd (EVRB). Eenparig betekent gelijkmatig; bij een constante versnelling is de verandering van de snelheid steeds gelijk. De grafiek van \(a(t)=a\) is een constante met \(a\) een reëel getal is. Ook voor deze beweging kan je de plaatsfunctie en snelheidsfunctie bepalen en zo het verloop van de plaats en snelheid in functie van de tijd kennen.

De versnelling is de afgeleide van de snelheid. Voor een constante versnelling is de snelheid in functie van de tijd een lineaire functie (in de tijd).

Uit het snelheidsverloop kan je de plaats afleiden. De snelheid is de afgeleide van de plaatsfunctie. Voor een lineaire snelheidsfunctie is de positie bijgevolg een kwadratische functie (in de tijd). De afgeleide van een kwadratische functie is immers een lineaire functie.

Dat de positie in functie van de tijd een tweedegraadsveeltermfunctie is, geeft in symbolen:

\[ x(t)=pt^2+qt+r \]

De constanten \(p\), \(q\) en \(r\) is deze formule hebben een fysische betekenis. De snelheid is de afgeleide van deze plaatsfunctie en de versnelling komt overeen met de tweede afgeleide. Dit levert:

\[ v(t) =\frac {dx(t)}{dt}=2pt+q \]
\[ a(t) =\frac {d^2x(t)}{dt^2}=2p \]

Voor de EVRB is de versnelling constant en bijgevolg volgt uit de laatste regel dat \(a(t)=a=2p\Leftrightarrow p=\frac {a}{2}\).

Noteer met \(v_0=v(0)\) de snelheid op tijdstip \(t=0\). In de eerste vergelijking \(t=0\) invullen levert dan \(q=v_0\). De constante \(q\) stelt de beginsnelheid voor.

Noteer met \(x_0=x(0)\) de positie op tijdstip \(t=0\). In de plaatsfunctie \(t=0\) invullen levert dan \(r=x_0\). De constante \(r\) stelt dus de beginpositie voor.

Indien de beschrijving van de beweging niet op \(t=0\) start, maar op een gegeven tijdstip \(t_0\), dan wordt in de beschrijving \(t\) vervangen door \(\Delta t= t-t_0\), de verstreken tijd vanaf het begintijdstip \(t_0\). De plaatsfunctie en zijn afgeleide worden dan een klein beetje ingewikkelder:

\[ x(t) = x_0+v_0(t-t_0)+\frac {1}{2}a(t-t_0)^2 \]
\[ v(t) = v_0+a(t-t_0) \]

Met de functies kan je de volgende formule voor de gemiddelde snelheid van een EVRB aantonen:

\[ \overline {v}=\frac {v_0+v}{2} \]
Bewijs bovenstaande formule.

Gebruik de definitie voor gemiddelde snelheid en bereken de verplaatsing met de plaatsfunctie voor de EVBR.

\[ \overline {v}=\frac {\Delta x}{\Delta t}=\frac {x-x_0}{t-t_0} = \frac {v_0(t-t_0)+\frac {1}{2}a(t-t_0)^2}{(t-t_0)} = \frac {2v_0+a(t-t_0)}{2} = \frac {2v_0 + v - v_0}{2} = \frac {v_0+v}{2}. \]

bij een EVRB kan je dus het rekenkundig gemiddelde gebruiken om de gemiddelde snelheid te berekenen. In onderstaande figuur is \(\overline {v}\) grafisch weergegeven als het midden van de lineaire snelheidsfunctie.