Je bent je ingevulde velden bij deze pagina aan het verwijderen. Ben je zeker dat je dit wilt doen?
You are erasing your filled-in fields on this page. Are you sure that is what you want?
Nieuwe Versie BeschikbaarNew Version Available
Er is een update van deze pagina. Als je update naar de meest recente versie, verlies je mogelijk je huidige antwoorden voor deze pagina. Hoe wil je verdergaan ?
There is an updated version of this page. If you update to the most recent version, then your current progress on this page will be erased. Regardless, your record of completion will remain. How would you like to proceed?
Deze open-source cursus is in ontwikkeling. De aanbevelingen van leerlingen om
dit materiaal te verbeteren zijn erg welkom via info@wiskunde.opmaat.org Dit kan gaan over:
Een voorbeeld dat onduidelijk is.
Onnauwkeurigheden, schrijffouten, ...
Een tussenstap die beter uitgelegd moet worden.
Een uitleg die je op youtube, wikipedia of aan de kersttafel gevonden hebt
die ophelderend was.
...
Indien op een voorwerp een resulterende kracht inwerkt, moet de snelheid ervan
veranderen. Volgens de tweede wet van Newton krijgt het immers een versnelling.
Indien kracht en verplaatsing dezelfde zin hebben, is er een snelheidstoename en
is de arbeid door de kracht geleverd positief. Er moet dus misschien een
verband bestaan tussen de geleverde arbeid en de verandering in snelheid
…
Het arbeid-energietheorema
Voor de arbeid door de resulterende kracht op een voorwerp geleverd geldt:
De arbeid geleverd door de resulterende kracht op een voorwerp, is dus gelijk aan
het verschil van de kinetische energie van het lichaam in begin- en eindpunt:
Dit theorema geeft een samenhang tussen arbeid en energie zoals we
dat verwachten. De nettoarbeid geleverd over het hele traject door de
resulterende kracht op het voorwerp, resulteert in een toe- of afname van
de kinetische energie van dat voorwerp met eenzelfde waarde. Zoveel arbeid
als geleverd wordt, zoveel energie krijgt of verliest het voorwerp. De manier
waarop de arbeid is geleverd tussen begin- en eindpunt speelt geen rol.
Enkel de totale hoeveelheid is van belang.
-
Indien de geleverde nettoarbeid op een voorwerp positief is, neemt de
kinetische energie toe. Voor positieve arbeid hebben kracht en verplaatsing
tussen begin- en eindpunt meer eenzelfde dan een tegengestelde zin zodat
de snelheid inderdaad kan toenemen. Denk bijvoorbeeld aan een vallende
steen; hier levert de zwaartekracht ook positieve arbeid.
-
Indien de geleverde nettoarbeid op een voorwerp negatief is, neemt
de kinetische energie af. Voor een negatieve arbeid hebben kracht en
verplaatsing tussen begin- en eindpunt meer een tegengestelde dan een
gelijke zin. De snelheid zal op die manier kunnen afnemen. De geleverde
arbeid op bijvoorbeeld een hamer die een nagel in de muur drijft, is
negatief. Zijn snelheid, en dus zijn kinetische energie, is afgenomen. Ze is
gebruikt om de nagel in de muur te krijgen. Inderdaad is de kracht door
de hamer op de nagel uitgeoefend met de beweging mee (de hamer levert
positieve arbeid, en verliest energie) en is de reactiekracht, de kracht door
de nagel op de hamer uitgeoefend, tegengesteld aan de beweging (de nagel
levert negatieve arbeid, of ontvangt dus energie).
-
Merk op dat dit theorema geldt voor de arbeid door de resulterende kracht
geleverd en in de regel niet door slechts één van de krachten die op het
voorwerp werken. Het is de resulterende kracht die voor een resulterende
versnelling van het lichaam zorgt en dus voor een verandering in de
snelheid.
Bewijs arbeid-energietheorema
Veronderstel dat de resulterende kracht wordt gegeven door de functie \(F(x)\). We
berekenen de arbeid door de resulterende kracht geleverd wanneer het voorwerp een
verplaatsing ondergaat van \(x_a\) naar \(x_b\) door de tweede wet van Newton te gebruiken (Het gaat hier immers over de resulterende kracht…) , de kettingregel en een
substitutie door te voeren.
Deze integraal kunnen we uitwerken door de substitutie \(v=v(x)\) door te voeren
(Omdat de substitutie met de letter \(v\) enigszins verwarrend is, vind je
onder de uitdrukking de benoeming van de variabelen zoals je die voor de
substitutieregel kent, nl. met \(u\). En hopelijk overbodig, hier de substitutieregel:
) . De integratiegrenzen \(x_a\) en \(x_b\) voor de positie \(x\), worden \(v_a=v(x_a)\) en \(v_b=v(x_b)\) voor de snelheid \(v\). We
wisselen voor de duidelijkheid ook twee factoren om.
(arbeid-energie theorema) Een horizontaal liggende veer op tafel heeft een
veerconstante \(k=360\rm \,N/m\) en wordt \(11,0\rm \,cm\) ingedrukt. Een blok van \(1,85\rm \,kg\) wordt tegen de gespannen veer
gelegd en losgelaten. De wrijvingscoöefficiënt tussen het blok en de tafel is
\(0,38\).
(a)
Hoeveel arbeid levert de veerkracht vanaf de ingedrukte toestand tot in
zijn evenwichtstoestand?
(b)
Hoeveel arbeid levert de wrijvingskracht over hetzelfde traject?
(c)
Hoe groot is de nettoarbeid?
(d)
Welke snelheid heeft het blok wanneer het zich, in de evenwichtstoestand,
van de veer losmaakt?