Je bent je ingevulde velden bij deze pagina aan het verwijderen. Ben je zeker dat je dit wilt doen?
You are erasing your filled-in fields on this page. Are you sure that is what you want?
Nieuwe Versie BeschikbaarNew Version Available
Er is een update van deze pagina. Als je update naar de meest recente versie, verlies je mogelijk je huidige antwoorden voor deze pagina. Hoe wil je verdergaan ?
There is an updated version of this page. If you update to the most recent version, then your current progress on this page will be erased. Regardless, your record of completion will remain. How would you like to proceed?
Deze pagina geeft een overzicht van de rekenregels voor breuken. De focus ligt op
rekenvaardigheid. Voor meer nauwkeurige en theoretische bespreking verwijzen we
door naar een handboek.
Een breuk is een uitdrukking van de vorm \(\frac ab\), met \(a,b\in \R \) en \(b\neq 0\). We noemen \(a\) de teller en \(b\) de noemer. Zodra de noemers verschillend zijn van \(0\),
geldt:
Er zijn ook enkele minder voor de hand liggende operaties mogelijk die in oefeningen
vaak handig blijken:
Je kan altijd
\( a + c = d\cdot \left (\frac {a}{d} + \frac {c}{d} \right ) \)
een niet bestaande factor buiten haakjes brengen.
\( a = \frac {a}{1} = \frac {1}{\frac {1}{a}}\)
van ’geen breuk’ toch een breuk maken.
\( a\cdot b = \frac {a}{\frac {1}{b}}\)
van een product een breuk maken.
\( \frac {a}{b} = a\cdot \frac {1}{b}\)
van een breuk een product maken.
Bij het rekenen met breuken zijn er enkele foutieve operaties die voor leerlingen soms
erg aanlokkelijk zijn. Doe jezelf (en je leerkracht...) een plezier en overtuig jezelf dat
de volgende uitdrukkingen verkeerd zijn.